Nederland en Duitsland zijn belangrijke handels- en investeringspartners. Beide landen hebben een lange geschiedenis van economische samenwerking en culturele uitwisseling. Om de fiscale gevolgen van grensoverschrijdende activiteiten tussen Nederland en Duitsland te regelen, hebben zij een belastingverdrag gesloten. Het belastingverdrag Nederland – Duitsland is een overeenkomst tussen de twee landen waarin zij afspreken wie welke belasting mag heffen over het inkomen van personen en ondernemingen die in beide landen actief zijn. Het doel van het verdrag is om dubbele belasting en belastingontwijking te voorkomen en de rechtszekerheid en de administratieve samenwerking te verbeteren. In dit artikel zullen wij de belangrijkste kenmerken en gevolgen van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland bespreken.
In dit artikel zal ik ingaan op de volgende aspecten:
- Wat is een belastingverdrag en waarom is het belangrijk?
- Wat zijn de belangrijkste bepalingen van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland?
- Hoe wordt het inkomen verdeeld over de verschillende categorieën en welk land mag daarover belasting heffen?
- Welke voorbeelden zijn er van situaties waarin het belastingverdrag van toepassing is?
- Hoe kunt u voorkomen dat u dubbel belasting betaalt of juist geen belasting betaalt over uw inkomen?
Belastingverdrag Nederland – Duitsland: Introductie
Nederland heeft met veel landen een belastingverdrag gesloten, waaronder met Duitsland. Dit verdrag is in 2012 ondertekend en in 2016 in werking getreden. Het verdrag vervangt het eerdere verdrag uit 1959, dat niet meer voldeed aan de huidige economische en fiscale ontwikkelingen. Het nieuwe verdrag bevat onder andere nieuwe regels over de verdeling van de heffingsrechten, de uitwisseling van informatie, de arbitrageprocedure en de bronbelasting op dividenden, rente en royalty’s.
Belastingverdrag Nederland – Duitsland: Belangrijkste bepalingen
Het belastingverdrag Nederland – Duitsland is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of beide landen. Het verdrag regelt welk land mag heffen over verschillende soorten inkomen, zoals loon, pensioen, winst uit onderneming, rente, dividend, royalty’s, onroerend goed en sociale zekerheidsuitkeringen. Het verdrag volgt grotendeels het modelverdrag van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), maar kent ook enkele specifieke bepalingen die zijn afgestemd op de situatie tussen Nederland en Duitsland.
De hoofdregel van het verdrag is dat het inkomen wordt belast in het land waar het inkomen zijn oorsprong vindt (het bronland). Dit geldt bijvoorbeeld voor winst uit onderneming, rente, dividend, royalty’s en onroerend goed. Er zijn echter ook uitzonderingen op deze regel, waarbij het inkomen wordt belast in het land waar de ontvanger woont (het woonland). Dit geldt bijvoorbeeld voor loon, pensioen, lijfrente en sociale zekerheidsuitkeringen. In sommige gevallen mag zowel het bronland als het woonland heffen over het inkomen, maar dan moet het woonland een aftrek verlenen om dubbele belasting te voorkomen.
Het verdrag bevat ook bepalingen over de vaststelling van de woonplaats, de definitie van vaste inrichting etc.
Belastingverdrag Nederland – Duitsland: Soorten inkomen
Het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland verdeelt het inkomen over de volgende categorieën:
- Inkomsten uit dienstbetrekking
- Bestuurdersbeloningen
- Pensioenen, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen
- Winst uit onderneming
- Rente
- Dividenden
- Royalty’s
- Onroerend goed
- Overige inkomsten
Voor elke categorie gelden specifieke regels over welk land mag heffen over het inkomen. Hieronder volgt een korte samenvatting van deze regels.
Belastingverdrag Nederland – Duitsland: Inkomsten uit dienstbetrekking
Inkomsten uit dienstbetrekking zijn inkomsten die een werknemer ontvangt voor het verrichten van arbeid in loondienst. Dit kan bijvoorbeeld salaris, bonus, vakantiegeld, onkostenvergoeding of auto van de zaak zijn.
De hoofdregel is dat inkomsten uit dienstbetrekking worden belast in het woonland van de werknemer. Er zijn echter twee uitzonderingen op deze regel:
- Als de werknemer zijn werkzaamheden verricht in het andere land (het werkland), dan mag dat land ook heffen over de inkomsten die daarmee verband houden. Dit geldt echter niet als de werknemer minder dan 183 dagen per jaar in het werkland verblijft, zijn loon wordt betaald door of namens een werkgever die niet in het werkland is gevestigd, en zijn loon niet ten laste komt van een vaste inrichting van de werkgever in het werkland.
- Als de werknemer in dienst is van een overheidsinstantie of een publiekrechtelijk lichaam van een land, dan mag dat land heffen over de inkomsten die de werknemer ontvangt voor zijn werkzaamheden voor die instantie of dat lichaam. Dit geldt echter niet als de werknemer ook de nationaliteit heeft van het andere land of daar zijn woonplaats heeft.
Als zowel het woonland als het werkland mogen heffen over de inkomsten uit dienstbetrekking, dan moet het woonland een aftrek verlenen om dubbele belasting te voorkomen. Deze aftrek kan bestaan uit een vrijstelling met progressievoorbehoud of een verrekening van de buitenlandse belasting.
Bestuurdersbeloningen
Bestuurdersbeloningen zijn inkomsten die een bestuurder of commissaris ontvangt voor zijn werkzaamheden als lid van het bestuursorgaan of toezichthoudend orgaan van een vennootschap. Dit kan bijvoorbeeld honorarium, tantième, optierecht of aandelenpakket zijn.
De hoofdregel is dat bestuurdersbeloningen worden belast in het land waar de vennootschap waarvan de bestuurder of commissaris lid is, is gevestigd. Dit geldt ongeacht waar de werkzaamheden worden verricht of waar de bestuurder of commissaris woont.
Als het woonland van de bestuurder of commissaris niet hetzelfde is als het vestigingsland van de vennootschap, dan moet het woonland een aftrek verlenen om dubbele belasting te voorkomen. Deze aftrek kan bestaan uit een vrijstelling met progressievoorbehoud of een verrekening van de buitenlandse belasting.
Pensioenen, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen
Pensioenen zijn periodieke uitkeringen die worden ontvangen na beëindiging van de dienstbetrekking of na het bereiken van een bepaalde leeftijd. Lijfrenten zijn periodieke uitkeringen die worden ontvangen op grond van een overeenkomst tot levenslange verzorging. Sociale zekerheidsuitkeringen zijn uitkeringen die worden ontvangen op grond van wettelijke regelingen voor sociale zekerheid, zoals AOW, WAO, WW of kinderbijslag.
De hoofdregel is dat pensioenen, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen worden belast in het woonland van de ontvanger.
Er zijn echter drie uitzonderingen op deze regel:
- Als de ontvanger van het pensioen of de lijfrente in het verleden in het andere land heeft gewerkt en daarvoor premies heeft betaald, dan mag dat land ook heffen over een deel van het pensioen of de lijfrente. Dit deel wordt berekend op basis van een verdeelsleutel die afhangt van het aantal jaren dat de ontvanger in het andere land heeft gewerkt en premies heeft betaald.
- Als het pensioen of de lijfrente wordt betaald door een overheidsinstantie of een publiekrechtelijk lichaam van een land, dan mag dat land heffen over het volledige pensioen of de lijfrente. Dit geldt echter niet als de ontvanger ook de nationaliteit heeft van het andere land of daar zijn woonplaats heeft.
- Als de sociale zekerheidsuitkering wordt betaald door een land op grond van een wettelijke regeling die uitsluitend of grotendeels is gefinancierd uit algemene middelen, dan mag dat land heffen over de volledige uitkering. Dit geldt bijvoorbeeld voor de AOW-uitkering die Nederland betaalt.
Als zowel het woonland als het andere land mogen heffen over het pensioen, de lijfrente of de sociale zekerheidsuitkering, dan moet het woonland een aftrek verlenen om dubbele belasting te voorkomen. Deze aftrek kan bestaan uit een vrijstelling met progressievoorbehoud of een verrekening van de buitenlandse belasting.
Winst uit onderneming
Winst uit onderneming is het inkomen dat een ondernemer ontvangt voor het drijven van een onderneming. Dit kan bijvoorbeeld omzet, kosten, afschrijvingen, investeringen, reserves of vermogenswinsten zijn.
De hoofdregel is dat winst uit onderneming wordt belast in het land waar de onderneming is gevestigd. Dit geldt zowel voor eenmanszaken als voor vennootschappen.
Er is echter een uitzondering op deze regel als de onderneming in het andere land een vaste inrichting heeft. Een vaste inrichting is een vaste plaats van waaruit de onderneming geheel of gedeeltelijk haar bedrijfsactiviteiten verricht. Dit kan bijvoorbeeld een filiaal, een kantoor, een fabriek, een werkplaats, een magazijn, een winkel of een bouwplaats zijn. Als de onderneming in het andere land een vaste inrichting heeft, dan mag dat land heffen over de winst die aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.
Als zowel het vestigingsland als het andere land mogen heffen over de winst uit onderneming, dan moet het vestigingsland een aftrek verlenen om dubbele belasting te voorkomen. Deze aftrek kan bestaan uit een vrijstelling met progressievoorbehoud of een verrekening van de buitenlandse belasting.
Belastingverdrag Nederland – Duitsland: Rente
Rente is het inkomen dat wordt ontvangen voor het ter beschikking stellen van geld. Dit kan bijvoorbeeld spaarrente, obligatierente, leningrente of hypotheekrente zijn.
De hoofdregel is dat rente wordt belast in het woonland van de ontvanger. Er is echter een uitzondering op deze regel als de rente wordt betaald door een inwoner van het andere land of door een vaste inrichting van een niet-inwoner in het andere land. In dat geval mag dat land ook heffen over de rente, maar alleen tegen een beperkt tarief. Dit tarief bedraagt maximaal 10% als de rente wordt betaald aan een bank of aan een verbonden vennootschap, en maximaal 5% in alle andere gevallen.
Als zowel het woonland als het andere land mogen heffen over de rente, dan moet het woonland een aftrek verlenen om dubbele belasting te voorkomen. Deze aftrek kan bestaan uit een vrijstelling met progressievoorbehoud of een verrekening van de buitenlandse belasting.
Belastingverdrag Nederland – Duitsland: Dividenden
Dividenden zijn het inkomen dat wordt ontvangen voor het houden van aandelen in een vennootschap. Dit kan bijvoorbeeld winstuitkering, bonusaandeel, stockdividend of liquidatie-uitkering zijn.
De hoofdregel is dat dividenden worden belast in het woonland van de ontvanger. Er is echter een uitzondering op deze regel als de dividenden worden betaald door een vennootschap die is gevestigd in het andere land of door een vaste inrichting van een niet-gevestigde vennootschap in het andere land. In dat geval mag dat land ook heffen over de dividenden, maar alleen tegen een beperkt tarief. Dit tarief bedraagt maximaal 15% als de ontvanger een natuurlijk persoon is, en maximaal 5% als de ontvanger een vennootschap is die ten minste 10% van de aandelen in de betalende vennootschap bezit.
Als zowel het woonland als het andere land mogen heffen over de dividenden, dan moet het woonland een aftrek verlenen om dubbele belasting te voorkomen. Deze aftrek kan bestaan uit een vrijstelling met progressievoorbehoud of een verrekening van de buitenlandse belasting.
Belastingverdrag Nederland – Duitsland: Royalty’s
Royalty’s zijn het inkomen dat wordt ontvangen voor het gebruik of het recht op gebruik van intellectuele eigendomsrechten, zoals auteursrechten, octrooien, merken, modellen, tekeningen, plannen, formules of knowhow. Dit kan bijvoorbeeld vergoeding, licentie, royalty of honorarium zijn.
De hoofdregel is dat royalty’s worden belast in het woonland van de ontvanger. Er is echter een uitzondering op deze regel als de royalty’s worden betaald door een inwoner van het andere land of door een vaste inrichting van een niet-inwoner in het andere land. In dat geval mag dat land ook heffen over de royalty’s, maar alleen tegen een beperkt tarief. Dit tarief bedraagt maximaal 5%.
Als zowel het woonland als het andere land mogen heffen over de royalty’s, dan moet het woonland een aftrek verlenen om dubbele belasting te voorkomen. Deze aftrek kan bestaan uit een vrijstelling met progressievoorbehoud of een verrekening van de buitenlandse belasting.
Onroerend goed
Onroerend goed is elke vorm van onroerende zaak, zoals grond, gebouwen, woningen, fabrieken, winkels of kantoren. Dit kan ook rechten omvatten die betrekking hebben op onroerende zaken, zoals erfpacht, opstal of vruchtgebruik.
De hoofdregel is dat onroerend goed wordt belast in het land waar het onroerend goed is gelegen. Dit geldt zowel voor de inkomsten uit het onroerend goed (bijvoorbeeld huur, pacht of exploitatie) als voor de vermogenswinsten bij de vervreemding van het onroerend goed (bijvoorbeeld verkoop, schenking of ruil).
Als het woonland van de eigenaar of de vervreemder niet hetzelfde is als het land waar het onroerend goed is gelegen, dan moet het woonland een aftrek verlenen om dubbele belasting te voorkomen. Deze aftrek kan bestaan uit een vrijstelling met progressievoorbehoud of een verrekening van de buitenlandse belasting.
Overige inkomsten
Overige inkomsten zijn alle inkomsten die niet onder een van de bovengenoemde categorieën vallen. Dit kan bijvoorbeeld zijn: beroepsinkomsten die niet uit dienstbetrekking of onderneming worden verkregen (bijvoorbeeld freelance werk), alimentatie, studiebeurzen of prijzen.
De hoofdregel is dat overige inkomsten worden belast in het woonland van de ontvanger. Er zijn echter enkele uitzonderingen op deze regel:
- Als de overige inkomsten voortvloeien uit persoonlijke activiteiten die worden verricht in het andere land (bijvoorbeeld optredens, lezingen of sportwedstrijden), dan dan mag dat land ook heffen over de overige inkomsten die daarmee verband houden. Dit geldt echter niet als de ontvanger minder dan 183 dagen per jaar in het andere land verblijft en zijn inkomsten niet ten laste komen van een vaste inrichting in het andere land.
- Als de overige inkomsten bestaan uit alimentatie die wordt betaald door een inwoner van het andere land, dan mag dat land ook heffen over de alimentatie, maar alleen als de ontvanger daarvoor kiest.
- Als de overige inkomsten bestaan uit studiebeurzen of prijzen die worden betaald door een overheidsinstantie of een publiekrechtelijk lichaam van een land, dan mag dat land heffen over de studiebeurzen of prijzen. Dit geldt echter niet als de ontvanger ook de nationaliteit heeft van het andere land of daar zijn woonplaats heeft.
- Als zowel het woonland als het andere land mogen heffen over de overige inkomsten, dan moet het woonland een aftrek verlenen om dubbele belasting te voorkomen. Deze aftrek kan bestaan uit een vrijstelling met progressievoorbehoud of een verrekening van de buitenlandse belasting.
Conclusie
Het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland heeft tot doel om dubbele belasting en belastingontwijking te voorkomen en de economische betrekkingen en samenwerking tussen beide landen te bevorderen. Het verdrag bevat regels en afspraken over de toewijzing van heffingsbevoegdheden, de vermindering van bronbelastingen, de uitwisseling van informatie en de beslechting van geschillen. Het verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende staten en op belastingen naar het inkomen die worden geheven ten behoeve van een verdragsluitende staat of een deel daarvan.